Gemeente Amsterdam ontdekte dat ze weinig kennis hadden van de mogelijkheden om via wet- en regelgeving de circulaire economie te versnellen. Daarom werd CircuLaw opgericht. “Uit ons onderzoek bleek dat de gemeente veel kan doen,” vertelt Arjan Hassing van CircuLaw. “Inmiddels hebben we meer dan driehonderd mogelijkheden en instrumenten op onze website gezet, gratis door iedereen te gebruiken. Dat kunnen bijvoorbeeld voorstellen voor normen, eisen en criteria zijn, verwerkt in allerlei instrumenten. De wet- en regelgeving gecombineerd met wat zachtere beleidsinstrumenten blijkt echt voor een versnelling te zorgen.” Vooral de nieuwe omgevingswet biedt volop mogelijkheden. Zo kunnen duurzaamheidsmaatregelen worden opgenomen in omgevingsplannen. “Op onze website staan modelteksten die gemeenten letterlijk kunnen knippen en plakken in hun plannen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld als regel stellen dat er bij bouwprojecten een bepaald percentage duurzaam beton moet worden gebruikt. Dan geeft de regelgeving net een zetje aan de nieuwe technologie, die beton kan recyclen.”
Werken in grijs gebied
Dit soort initiatieven zijn ontzettend waardevol, zegt Wim Beelen. Hij was bij gemeente Utrecht betrokken bij de circulaire stad. “Kennis ontwikkelen en kennis delen is hard nodig. Als gebiedsmanager werkte ik vaak in het grijze gebied, maatregelen die nét konden maar nog erg nieuw waren. Binnenstedelijk bouwen is bijvoorbeeld zeven keer zo duurzaam als bouwen in de polder. In een nieuwe woonwijk in Utrecht, Merwede, is de parkeernorm op 0,3 vastgesteld, ongekend laag in Nederland.” De circulaire economie geeft ons dus een nieuwe blik op de inrichting van openbare ruimte. Geen parkeerplaatsen, voorzieningen dichtbij, dat is een duurzame woonwijk.
LEGO niet vastlijmen
Anders dan vaak gedacht gaat circulaire economie niet alleen over recyclen, vertelt Arjan: “Je moet naar die eerste fasen van de productie kijken om circulariteit te bevorderen. En hoe verder je teruggaat, bijvoorbeeld naar het ontwerp, dan kom je op interessante mogelijkheden. Moet het überhaupt gemaakt worden? En kunnen we in de ontwerpfase ingrijpen? Kunnen gebouwen zo worden gemaakt, dat ze nooit hoeven worden gesloopt maar eenvoudig kunnen worden hergebruikt?”
Ik vergelijk het maar met LEGO, als je daar de blokjes vastlijmt, zoals mijn oma een keer deed, kun je er niet meer mee spelen. Kunnen wij in een LEGO-wereld leven, waarbij alles, tot op de kleinste onderdelen kan worden hergebruikt? “Daar zou een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor moeten gelden. Momenteel gebeurt vaak echter het tegenovergestelde: planned obsolescence. Bedrijven maken nu producten die na een tijdje stuk gaan of achterhaald zijn, zodat ze weer iets nieuws kunnen verkopen.” In een ketenaanpak zou een gemeente hierin invloed kunnen laten gelden. “De overheid kan partijen samenbrengen, waarbij individuele bedrijven aan elkaar worden gekoppeld om tot circulariteit te komen.”
Zet de markt in z’n kracht
Drang en dwang heeft een negatieve klank. Maar Arjan en Wim noemen het liever: helpen. De juiste wet- en regelgeving zet duurzame ondernemers juist in hun kracht, zegt Arjan. “In Amsterdam wilden wij bijvoorbeeld geen dieselaggregaten meer op festivals en evenementen. Kan dat elektrisch, hebben we aan organisatoren gevraagd. Bedrijven zijn daarop ingesprongen. Binnen een paar jaar konden hele festivals stroom krijgen door die nieuwe systemen, en is hier een hele nieuwe markt omheen ontstaan. Zo wordt ook geëxperimenteerd om tot emissievrije bouwplaatsen te komen.” Duidelijke wet- en regelgeving zorgt voor duidelijkheid. “Het moet gaan om langjarige trajecten, anders kunnen bedrijven niet investeren. Grilligheid is daarbij funest, daar kunnen consumenten, financiers en bedrijven niet mee omgaan. Je ziet dat nu in de woningbouw, wispelturigheid in het beleid. Mona Keijzer heeft de duurzaamheidsambities in de bouw van tafel geveegd, maar gelukkig zijn er ondernemers die wel modulair en duurzaam blijven werken.” Zelfs als het landelijk beleid wat zwabbert, kun je als gemeente genoeg, legt Wim uit. “In Utrecht dagen we bedrijven uit bij nieuwe ontwikkelingen om bijvoorbeeld biobased te werken. En dat lukt heel goed. We koppelen bijvoorbeeld ook de CO2-uitstoot van bouwprojecten aan een bepaald bedrag. Met zo’n prijs kunnen we sturen op die uitstoot.”
Statiegeld
Arjan is enthousiast over al dat pionieren van de gemeente Utrecht, maar vraagt zich toch serieus af of we die voorgestelde vijftig procent materiaalreductie in alle sectoren gaan halen. “Als het gaat over voedsel, is dat vanzelfsprekend heel lastig. Maar er zijn ook sectoren waar we meer invloed kunnen uitoefenen, ook als gemeente of als overheid. Als gemeente hebben we gekozen om vooral te focussen op gebouwde omgeving, consumptiegoederen, biomassa en voedsel, dat is kansrijk. Steden zijn in dat opzicht ook een soort proeftuin. Kijk maar naar festivals, waarbij wordt geëxperimenteerd met glazen of plastic bekers en statiegeldsystemen. Lessen die daar worden getrokken, kunnen input zijn voor een landelijk systeem.”
Dat kan strenger
Drang en dwang, het blijven rotwoorden. Maar wet- en regelgeving lijkt noodzakelijk om bepaalde ontwikkelingen te versnellen. Hoe kunnen we dat goed inzetten? Arjan: “Een samenwerking tussen overheid en de markt is daarbij de succesfactor. Soms worden regels over de markt uitgestort die niet zijn afgestemd met de markt, en dat werkt dus niet. Door goed af te stemmen kan het bedrijfsleven goed inspelen op ontwikkelingen en als overheid weet je wat er vanuit de techniek mogelijk is. Soms horen we vanuit de markt: er hadden allang strengere normen kunnen zijn, wij zijn al veel verder. Het zou zonde zijn als al die kansen blijven liggen.”
🎙️ Luister ook naar de podcast: Buitenboordmotor voor de circulaire economie, met Arjan Hassing en Wim Beelen
Foto: Thomas Kinto (Unsplash)