Daarnaast zijn er een aantal zogenoemde kritische metalen, grondstoffen waarvan we er een aantal broodnodig hebben om de klimaattransitie mogelijk te maken. We hebben dan ook een urgente grondstoffen- of materialentransitie nodig op wereldschaal, waarin we zuiniger omgaan met verse grondstoffen en waarin afval via recycling een belangrijke grondstof wordt.
Dit laatste heeft ook een ander voordeel: het leidt tot minder afhankelijkheid van import van kritische grondstoffen, die onzeker kan zijn door allerlei geopolitieke ontwikkelingen.
Nederland circulair
De Nederlandse overheid heeft de intentie om voorop te lopen in de ontwikkeling van de circulaire economie, startend met het programma ‘Nederland Circulair in 2050’ uit 2016. Het doel is om in 2050 100% circulair te zijn, dat wil zeggen: bijna zonder afvalproductie en -verbranding en met zo weinig mogelijk gebruik van verse grondstoffen, ‘binnen de planetaire grenzen’. De helft van deze doelstelling – voorlopig gedefinieerd als een halvering van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen, dat zijn alle grondstoffen behalve groene grondstoffen – moet in 2030 gehaald zijn.
Maar het rapport ‘Nationale Programma Circulaire Economie’ van februari 2023 stelt dat de doelen eigenlijk nog niet goed zijn bepaald: ‘de planetaire grenzen en de daaruit volgende ‘veilige operationele ruimte’ voor Neder¬land voor het gebruiken van grondstoffen zijn nog niet exact vastgesteld’. Verder concludeert hetzelfde rapport: ‘met het voorliggende pakket zijn de doelen van de circulaire economie niet binnen bereik’. Heel teleurstellend, de opbouw van de circulaire economie hapert.
Geschiedenis
Nederland is een van de koplopers in de wereld van afvalinzameling en -recycling, samen met andere landen in West-Europa en Oost-Azië. Deze landen delen een geschiedenis van zuinig omgaan met grondstoffen in arme tijden, en een hoge bevolkingsdichtheid die vraagt om zorgvuldig omgaan met afval. Hergebruik, tweedehands spullen, reparatie en recycling waren de norm tot de jaren ‘60, met bijvoorbeeld het verstellen van textiel, de scharensliep, de voddenman, recycling van schroot en oud papier. Van recentere datum is de actieve inzameling door de overheid van bijvoorbeeld papier en karton, textiel, glas, metaal en plastics.
Met de toename van de welvaart na de Tweede Wereldoorlog door steeds goedkopere fossiele grondstoffen zijn we de focus op recycling verloren en in een weggooi-economie beland. De petrochemie kwam op met talloze producten die vaak ontworpen zijn voor kort eenmalig gebruik. De aandacht voor recycling kwam weliswaar terug vanaf de jaren ’70, met zijn twee oliecrises, maar de praktijk bleek weerbarstig vanwege te goedkope fossiele grondstoffen en de lage kosten van afval. Pas toen nieuwe problemen opdoemden, zoals klimaatverandering en verspreiding van microplastics, ontstond er rond 2010 een nieuwe urgentie die leidde tot het concept van de ‘circulaire economie’. Maar het is blijkbaar allemaal niet zo gemakkelijk.
Recyclingpercentages nemen niet of nauwelijks toe. En wat gerecycled wordt, wordt ‘gedowncycled’, bijvoorbeeld in het geval van plastics en textiel, waardoor er geen sprake is van een echte, gesloten kringloop van afval naar grondstof. We lijken vast te lopen in ons streven naar een circulaire economie. Dat heeft vele oorzaken van verschillende aard.
1. Hoogmoed
Met enige trots legt de overheid uit dat Nederland koploper is. Dit kan snel leiden tot een aanmatigende houding, een gebrek aan echt initiatief en stroperige besluitvorming. Dit heet ook wel de wet van de remmende voorsprong, zo mooi verbeeld in de fabel van de haas en de schildpad.
2. Kennis
De kennis op het gebied van recycling is onvoldoende centraal aanwezig bij de overheid. De overheid zegt zelf in het eerder genoemde Nationaal Programma: dit ‘vereist nog ontwikkelwerk vanwege gebrek aan en gefragmenteerde kennis.’
3. Complexiteit
Circulariteit is complex en kent vele aspecten. De oplossingen zijn technisch niet eenvoudig. We praten over hergebruik – met duurzaamheid, repareerbaarheid en delen van producten -, gescheiden inzameling van afval, mechanische en chemische recycling.
Elk type materiaal vraagt om een andere aanpak: glas, papier/karton, plastics, textiel, metalen, beton en asfalt zijn allemaal totaal verschillend. Er is altijd samenwerking nodig tussen meerdere partijen om de kringloop rond te maken en dingen voor elkaar te krijgen. Kosten spelen een grote rol.
Echte recycling, met sluiten van de kringloop, is niet goedkoop en vaak relatief kleinschalig, en vraagt om inzet van veel arbeid. Downcycling is vaak de gemakkelijke en goedkopere weg. Consumenten spelen een belangrijke rol, bij aankoop van duurzame producten, reparatie, hergebruik en gescheiden afvalinzameling.
4. Belangen
Er zijn veel gevestigde belangen en er worden veel compromissen gesloten in de polder. De industrie heeft in het algemeen baat bij een lineaire economie, vanwege de nog steeds te goedkope fossiele grondstoffen. Er is een onophoudelijke honger naar nieuwe producten, zoals mobiele telefoons (en energieslurpend 5G), headphones en e-bikes, aangejaagd door reclame.
De nationale overheid heeft teveel de neiging de verantwoordelijkheid neer te leggen bij de diverse brancheorganisaties, onder het mom van de ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’. Bijvoorbeeld de verpakkingsindustrie – onder leiding van Verpact (voorheen Afvalfonds Verpakkingen) – moet een circulaire verpakkingsindustrie stimuleren. Ze is verantwoordelijk voor plastic recycling, maar voelt zich niet verantwoordelijk voor plastics die niet in verpakkingen zitten. Ze is er ook niet om de verpakkingsindustrie in de weg te zitten.
De trage invoering van statiegeld voor kleine petflesjes en aluminium blikjes is daar een lelijk voorbeeld van. En de Vereniging Afvalbedrijven, met daarin alle grote afvalverbranders, heeft er alle belang bij om de afvalovens te blijven belasten met hoogcalorisch afval zoals plastics. Te vaak wordt alles overgelaten aan de vrije markt, met bijvoorbeeld export van veel van ons afval: plastics, elektrisch en elektronisch afval, en textiel.
Slechts zelden grijpt de overheid echt in, zoals de EU met verboden op gebruik van een aantal weggooiplastics en – recent – op de export van plastic afval buiten de OESO.
5. Verwijzen en vertragen
De overheid verwijst vaak naar de noodzaak van nog meer studie, van een integrale aanpak (zoals afstemming met milieubeleid via NMP) en van internationale besluitvorming (met name in de EU) die efficiënter is dan nationale besluitvorming. Dit leidt tot vertraging van de transitie.
Soms is dat terecht. Tenslotte is Nederland een open handelsland dat baat heeft bij internationale economische spelregels, zoals in het geval van een bijmengverplichting van gerecyclede of groene grondstoffen of een grondstoffenheffing voor verse en fossiele grondstoffen.
Maar vaak is dit een afleidingsmanoeuvre en kun je als land je sterktes inzetten voor eigen beleid. Denemarken heeft dit bijvoorbeeld succesvol gedaan bij de opbouw van een windmolenindustrie.
Wat is er nodig?
De opbouw van een kringloopeconomie vraagt heel veel van iedereen. Het betekent een radicale cultuuromslag voor consumenten, bedrijven en overheid. De overheid speelt daar een centrale rol in. We hebben een actieve overheid nodig op nationaal niveau met kennis van zaken. Een overheid die verantwoordelijkheid neemt en doorpakt, en zich deels onttrekt aan ‘de polder’. Die groot denkt en de kansen grijpt die Nederland heeft op het gebied van recycling, door gebruik van onze sterktes op het gebied van infrastructuur voor gescheiden inzameling en recycling-technologie.
Er is meer regie nodig, met een overheid als aanjager die voor elk onderwerp passende coalities van meerdere benodigde partijen smeedt. De overheid kan ondersteunen met flexibeler regelgeving en vergunningverlening, en met subsidies voor met name opschaling. Er lijkt veel geld beschikbaar via het Nationaal Groeifonds. Daarnaast kan de overheid reparatie en recycling ondersteunen met een lage BTW op arbeid, eisen aan ontwerp van producten ten aanzien van repareerbaarheid en recyclebaarheid, eisen ten aanzien van het gebruik van gerecycled materiaal, en door haar macht als grote marktpartij (‘launching customer’) in de bouw en de openbare ruimte.
We moeten stoppen met export van afval (buiten de EU en zoveel mogelijk binnen de EU) met alle problemen van dien, zoals ongecontroleerde dumping en verbranding. Minder export leidt tot meer lokale recycling en minder afhankelijkheid van import van verse grondstoffen.
Upcycling
We moeten inzetten op zoveel mogelijk terugwinnen van grondstoffen, op ‘upcycling’, op basis van maximale bronscheiding van afval, inclusief gft, plastics, textiel, en elektrisch en elektronisch afval. Systemen voor inzameling, mechanische en chemische recycling moeten landelijk geoptimaliseerd worden. Per productgroep moet er een ambitieus plan opgesteld.
Voor plastics betekent dit stoppen met verbranden, nascheiding en downcycling van plastic-houdend restafval en meer mechanische en chemische recycling. Voor textiel betekent dat herstart van lokale textielindustrie, inclusief mechanische recycling van textielvezels en chemische recycling van textiel, voor polyester en cellulose (Lyocell).
Voor staal betekent dat recycling van schroot van hogere kwaliteit (minder koper) door zorgvuldiger sloop. Voor beton is dat betonrecycling en CO2-injectie in vers beton en ondersteuning van circulaire nieuwbouw, met meer hout en minder beton en staal. En het zou goed zijn als olieraffinaderijen zich gaan bekommeren om het recyclen van asfalt. Op meer plekken kunnen groene grondstoffen gebruikt worden (CO2-recycling): bio-ethanol, plantaardige oliën en suikers als voedingen voor de petrochemie, en isolatie met hennep.
Tot slot
De circulaire economie lijkt vast te lopen. Er is een ander soort aanpak nodig, met meer regie van de centrale overheid. 50% circulair in 2030 is al akelig dichtbij. We moeten de transitie versnellen en tempo maken met implementatie van grootschalige projecten.